Jeruzalem, stad van God

Bedwelmende stad van G’d.

Zonder schaamte steekt men de handen naar je uit.
Hebberig en hijgerig wil men jou bezitten.

Jeruzalem waar de Eeuwige voor altijd wonen wil.
Waar de volkeren strijdlustig verzamelen.
Hun goden buitelen begerig over elkaar heen.
Zij verdelen hooghartig de buit.

Jeruzalem, eeuwige stad van G’d.
Middelpunt van grote strijd, houd stand!
Nu! zal Ik je redden en strijden voor jou.
Met grote ontferming zal Ik je verlossen.

Jeruzalem, voor eeuwig zul je stralen.
Je wordt bekleed door Mij, je G’d.
Met schoonheid, ver boven robijnen.
Je vijand zal niet meer bestaan.

Jeruzalem, Mijn stad!
Vrees niet, Ik kom, Ik zal je redden.
Bekleed met kracht, zal niemand jou ooit weer verdelen.

Jeruzalem, bedwelmende stad.
Met donderend geraas zullen je vijanden vergaan.
Hun plek zal nooit meer worden gevonden.
Maar jij, voor eeuwig zul je stralen op jouw plaats.

Jeruzalem, Mijn stad.
Ik zal je tranen wissen.
Je bent van Mij, jouw G’d.
Vrees niet, Ik kom!
Jeruzalem, Mijn stad.
Voor eeuwig zul je stralen, in Mijn licht.