Thuis

Vanwaar ben je
te ver van hier Eeuwige.
Wie wees de weg?
Klanken van Uw Woord
waren mijn gids.
Fluisteringen – verloren thuis.
Heel zacht – dan hard!
Een dwalende vreemdeling – moest gaan,
naar huis!
Als vreemdeling?
Je bent een van de velen – ja! net zo.
Ja! Eeuwige, tot ik U zag
mijn thuis.
Kon niet om U heen
Een zware tocht begon.
Fluistering verdween.
O G’d, de IK BEN
U ging toch mee, naar huis.
Angstig, met ogen rood gezwollen
net als mijn hart.
U plaagde mij
Ben je echt op weg naar huis?
Donkere wolken vloeiden samen
met de sluier van mijn hart.
De roep van angst en eenzaamheid,
kwam binnen bij U thuis.
Verdord, verdroogd en uitgeblust
Trok U mij naar Uw kant.
U waste, U kleedde
en bracht mij in Uw Huis.
Langzaam smelt de sluier – van mijn hart.
Uw aangezicht is Licht,
en weet
nu ben je thuis.
Rosj Chodesj Siewan (1 Siewan 5771, 3 juni 2011)
Psalm 15:1, Eeuwige wie mag gast zijn in Uw tent.
Psalm 68:6, Vader van wezen, beschermer van weduwen, G’d in Zijn heilig verblijf, G’d geeft eenzamen een thuis.
Psalm 16:11, U wijst mij de weg naar het leven: overvloedig vreugde in Uw nabijheid, Voor altijd een lieflijke plek aan Uw zijde.