Mijn Tante Bettina
Posted on 05 december 2012 by Elze Erwteman

Een introductie
In Suriname werd ik als jongste van vijf meisjes geboren. Al heel jong was ik me bewust van mijn talenten. Het stond voor mij vast dat ik later zou gaan schrijven en dansen. Mijn ouders, leraren en anderen stimuleerden me daarin. Op de basisschool, thuis en bij vrienden mocht ik mijn opstellen voordragen en mijn danschoreografieën uitvoeren. Het was dan ook vanzelfsprekend, dat ik, toen ik in mijn pubertijd naar Nederland verhuisde, naar een dansacademie ging en ook spraak- en toneellessen kreeg.
In Nederland werd ik, net als mijn zussen voor mij, ondergebracht bij mijn tante in Amsterdam. Vijftien jaar daarvoor was ze uit het vernietigingskamp Dachau bij München door de Amerikanen bevrijd. Mijn tante Bettina was zoals wij en veel anderen in Suriname een nakomelinge van zowel slaven als slavenhouders. De slavenhouders waren Nederlanders. Daaronder waren ook Joden die meededen aan deze gruwelijke praktijk.
Tante Bettina was al in de jaren twintig van de vorige eeuw vanuit Suriname naar Nederland gekomen, met in haar bagage niet alleen kleding, maar ook de herinnering en ballast vanuit haar jeugd. Ze verloor al heel jong haar moeder, haar vader pleegde zelfmoord en ze werd door haar oom, die zich over de kinderen zou ‘ontfermen’ verkracht. Zoals Ha Shem het wilde, werden deze gebeurtenissen haar tot kracht. Bettina baande voor zichzelf en voor haar jongere zus en broer veelbelovende wegen in Nederland.
In een Amsterdams ziekenhuis, waar ze na haar opleiding werkte, leerde ze de gehandicapte dr. Bauten kennen, die ze daarna thuis verzorgde. Door de week bracht ze hem in een soort bakfiets naar het Barlaeus Gymnasium, waar hij Engels doceerde. Later is ze met hem getrouwd. Kort voordat de tijden moeilijk werden door de negatieve wind die er uit Duitsland waaide, stierf haar geliefde man. Mijn tante leerde mensen uit het verzet kennen en al heel gauw verbleven er acht Joodse mensen in haar huis, die een schuilplaats hadden tussen de twee etages. Tussen het plafond beneden en onder de vloer van de etage daarboven was (en is nog) een flinke ruimte, die daarvoor gebruikt kon worden. De hoekkast in de voorkamer was de ingang naar die schuilplaats.
Tante Betty/Bettina werd door buren verraden en op een avond stond de politie voor de deur. Ze werd van de trap geschopt met de woorden: ‘Denk je dat een Jood dit voor een neger zou doen?’ Ze werd van het ene kamp naar het andere gebracht. Maar ze overleefde door de kracht en de wil van de Eeuwige. Steeds denkende aan de kleine Bertje die bij haar ondergedoken had gezeten. En aan zijn zusje, waarvoor ze met een gefingeerde zwangerschap moedig over straat had gelopen, opdat de omwonenden het normaal zouden vinden als er op een gegeven ogenblik vanuit haar huis babygeluiden te horen zouden zijn. Bertje heeft de oorlog overleefd en heeft ons vanuit Israël jaren later teruggevonden.
Omdat ik haar een moedige vrouw vond, heb ik het boek “Tante Bettina vertelt” geschreven. Een vrouw die vanuit haar ‘Joods-Surinaamse’ identiteit zich liet leiden door de kracht van Ha Shem en haar volk beschermde. Zoals de vroedvrouwen Sifra en Poea, de hoer Rachav en Esther in de burcht van Sjoesjan.
Betty Bergen werd gebruikt,
haar woning ook als onderduik…
Niet in de geschriften na te lezen,
maar voor altijd wel bewezen.
Mensen als Betty moeten er zijn:
instrumenten scherp en fijn.
Boek: Titel: Tante Bettina vertelt Auteur: Michal M. Bergen.
ISBN: 978-90-814172-2-8